Doneer
barendregt 1620

Henk Barendregt over meditatie en wetenschap

Google op ‘scientific benefits of meditation’ en je wordt bedolven met redenen om op een kussen te gaan zitten. Maar wat hebben meditatie en de wetenschap eigenlijk met elkaar te maken? René vroeg het aan wiskundige Henk Barendregt.

Henk Barendregt is gelauwerd wiskundige en logicus, Spinozaprijswinnaar en graag geziene gast bij Lowlands University. Ook is hij Vipassana-leraar en heeft hij veel ervaring met meditatie. Op dit moment werkt hij aan een boek genaamd ‘Twee gezichten van de leegte’, waarin hij dieper ingaat op het loslaten van het zelf.

We spreken af in Utrecht. Eerst in het Polmanshuis, dat niet meer blijkt te bestaan. “Dat is de eerste hoofdwet van het boeddhisme: alles verandert”, schrijft Barendregt me. Ik stuur iets terug in de trend van “tja, die vergankelijkheid he” en word meteen bijgeschoold: “We spreken liever van veranderlijkheid dan vergankelijkheid. Dingen vergaan niet: ze bestonden al niet in de eerste plaats.”

Uiteindelijk treffen we elkaar bij Tivoli Vredenburg. Zen-technisch bekeken bestaat dat ook niet, maar er is wél een terras is met lekker veel zon. Hier beginnen we ons gesprek over skateboarden, compassie en wetenschappelijke nieuwsgierigheid.

Barendregt: “Ik was laatst in Zeist en daar was een kerk voor mensen die niet in God geloofden. Best bijzonder.”

Kennelijk hebben mensen nog behoefte aan iets kerkelijks, ook al geloven ze niet meer in een God.
Ik zou het eerder behoefte aan houvast noemen. In de veranderlijkheid waar we het eerder over hadden is het soms goed om wat houvast te hebben. Anders dobber je maar.

Geldt dat ook voor ervaren Vipassana-beoefenaars?

Nee. Of eigenlijk wel, maar je bent als Vipassana-beoefenaar niet meer bang om eventjes wat minder of helemaal geen houvast te hebben. Dat vergelijk ik soms met skateboarders die eerst over de grond rollen maar op een gegeven moment loskomen (in de halfpipe bijvoorbeeld, red.) en in de lucht hangen. Als ze in de lucht hangen hebben ze geen houvast. Dat vinden ze cool.

Bij Vipassana willen we de houvast leren doorzien en loslaten. Want houvast kost energie. Door te mediteren zien we dat in en worden we flexibeler. Als baby ben je labiel en kun je nog niet eens een wereld construeren van je zintuiglijke waarneming. Dan groei je op en word je stabiel. Met Vipassana verandert die stabiliteit in flexibiliteit. Overigens is Vipassana makkelijker dan skateboarden.

Mogen we je heel even afleiden?

Boeddhisme hoort niet achter een betaalmuur, vinden wij. Maar we hebben wel steun nodig van onze donateurs om onze artikelen te maken. Wil jij hieraan bijdragen? Overweeg dan om donateur te worden of eenmalig te doneren.

Ja, ik wil doneren!
Ik ben al donateur/lees liever verder

Onlangs zag ik een lezing van de Mind & Life-conferentie in 2016, waarin werd betoogd dat er een ‘tweede revolutie’ gaande is in de mindfulnessbeweging in het Westen: de beoefening gaat zich steeds meer richten op ontwikkelen van compassie. Mindfulness-training wordt dan onderdeel van compassietraining. Wat vindt u daarvan?
Ik denk niet dat mindfulness per se onderdeel is van compassie. Meditatie is het afbreken van de oude muren van je kamer, om vervolgens iets flexibels ervoor in de plaats te zetten. Compassie is de hulpmuur die je tussendoor opzet, een heilzame vorm van concentratie. Net als liefdevolle vriendelijkheid (metta), het toevlucht nemen (in de drie juwelen: boeddha, dharma en sangha) en bhakti, verering van de leraar (al kun je beter een dode leraar nemen dan een levende).

Compassie als mentaal klimaat is wel een belangrijk gevolg van de verlichting: wanneer je de intrinsieke veranderlijkheid van het universum hebt ingezien heb je compassie met alle wezens die daar tegenin gaan.

Is wetenschappelijke nieuwsgierigheid ook zo’n ‘hulpmuur’?
Ja misschien wel. Het kan in ieder geval een motivatie zijn om te gaan mediteren. Het zijn allemaal manieren om de drie karakteristieken te overleven, anicca, dukkha en anatta, oftewel vergankelijkheid, lijden en niet-zelf.

Verlichting is maximale flexibiliteit: alle muurtjes van je kamer zijn weg en mogen opnieuw opgezet worden

Tweet
Ik vraag het omdat er door leraren als S.N. Goenka, Stephen Batchelor en ook de dalai dama vaak parallellen worden getrokken tussen meditatie en de wetenschappelijke methode.
Ja dat doe ik ook. Het mooie aan de wetenschappelijke methode is dat je je bij alles mag afvragen: ‘Zou dit wel kloppen?’ De Boeddha raadde ook aan om niet zomaar te geloven wat iemand zegt of wat er in de teksten staat, maar de dingen zelf te onderzoeken en kritisch te blijven. Belangrijk verschil met de wetenschap is dat deze naar buiten kijkt, waar je met Vipassana naar binnen kijkt.

Maar is buiten en binnen niet hetzelfde? Je observeert bij meditatie je geest toch zoals je de buitenwereld zou observeren?
Ja dat klopt, maar de wetenschap heeft daar nog niet zo goed naar gekeken. We weten eigenlijk nog maar heel weinig over de werking van het brein, dus de parallel met meditatie houdt daar eigenlijk op.

Wat mij opvalt is dat de manier waarop meditatie onderzocht wordt heel beperkt is. Er wordt alleen naar mindfulness gekeken en niet naar de manier waarop iemand in het dagelijks leven functioneert. Terwijl ‘sila’, moreel handelen, een belangrijk onderdeel van de techniek is.
Je zou dat wel kunnen onderzoeken. Bijvoorbeeld door mensen te monitoren in hun dagelijks leven en te meten hoe heilzaam hun daden zijn. Een heilzame daad is dan een daad die leidt tot vermindering van leed.

En wat is dan leed?
Het gaat hier om innerlijk leed, dingen als omgaan met stress. Er bestaat een experiment waarbij tegen proefpersonen wordt gezegd dat hun reactiesnelheid gemeten wordt met een computerspelletje. Halverwege de proef houdt het toetsenbord ermee op, en sommige proefpersonen gaan dan uit frustratie op het toetsenbord slaan. Een goede indicator.

Maar met onderzoek hiernaar zijn we nog wel honderd jaar bezig. Wat dat betreft gaat de wetenschap me te langzaam. Daarom houd ik me tegenwoordig weer meer bezig met onderzoek naar meditatie op fenomenologisch niveau. Fenomenologie is een filosofische stroming waarbij de fundamentele bron van kennis niet ervaring of de rede is maar eerder het zuiver aanschouwen van wat zich aandient in het bewustzijn.

Terwijl we het schuim uit onze cappuccino lepelen vertelt Barendregt over het zogeheten ‘hard problem of consciousness’: de vraag waarom er bewustzijn is.
Het nadeel van veel religies is dat je metafysica nodig hebt, aannames die je niet hard kan maken. Het boeddhisme heeft dat niet, op één vrij onschuldige aanname na, namelijk dat we bewustzijn hebben.

En hoe we vanuit de wetenschap het bewustzijn moeten aanpakken of onderzoeken is onduidelijk. Een antwoord op de vraag ‘waar komt het bewustzijn vandaan?’ is er op dit moment niet. En sommigen zeggen dat dit ook eigenlijk niet kan.

Heeft u zelf een idee over wat het bewustzijn is?
In 1965 vroeg ik hetzelfde aan een collega van mijn vader aan het herseninstituut. Hij zei: ‘Dat is iets wat we in het werk uit ons taalgebruik bannen. Maar in mijn vrije tijd denk ik er veel over na.’ Voor mij geldt hetzelfde: tijdens retraites gebruiken we ons bewustzijn, maar mogen we ons niet afvragen waar het vandaan komt. Ik weet ook niet wat het is, ook al ga ik volgende week spreken op een congres in Washington over het bewustzijn.

En Verlichting, wat is dat voor u?
Dat is het proces van flexibel worden. Verlichting is maximale flexibiliteit: alle muurtjes van je kamer zijn weg en mogen opnieuw opgezet worden.

En is dat haalbaar?
Ik denk het wel, want de literatuur is daar erg consistent in. Maar het blijft een sprong in het diepe.

En heeft u een mening over reïncarnatie?
Nee, heb ik niet.

Ik heb er zelf wel veel over nagedacht. Als ik zeker zou weten dat dit het is, dat er geen ander leven is, dan zou ik misschien veel hedonistischer leven.
Er is een mooi verhaal van Jan-Willem van de Wetering, die boeken over Zen schreef. Jan-Willem heeft op zijn achttiende elf maanden in een klooster in Kyoto doorgebracht. Toen hij op de eerste dag bij de meester kwam vroeg deze aan hem waarom hij daar wilde zijn. Jan-Willem, die nogal provocerend was, zei: ‘Het enige wat ik leuk vind is neuken en zuipen’, waarop de zenmeester zei: ‘Oh, dat is ook heel leuk. Maar als dat het enige is wat je leuk vindt, heb je wel een probleem. Dus het is goed dat je hier bent’.

Meditatie is niet voor het hiernamaals, het is voor het nu. Retraites zijn een oefening in lijden: stabieler zijn ook al komt er veel leed langs. En mocht er een hiernamaals zijn waar we deze dingen meenemen dan is het des te meer nuttig. Maar het is nu al nuttig, en we kunnen op dit moment toch niet weten of het waar is. En ik heb geen zin om reïncarnatie te onderzoeken. Wel ben ik benieuwd naar wat er gebeurt als ik dood ga, en ik heb me alvast voorgenomen om een nieuwsgierige houding aan te nemen.


Titelbeeld: Antoine Lutz
Foto Henk: Jan Benda


Onderzoek naar meditatie: werkt het?
Er is veel aandacht voor de wetenschap achter meditatie. Google maar eens op ‘scientific benefits op meditation’ Maar wat is er eigenlijk echt aangetoond?

Volgens wetenschapsjournalist Niki Korteweg verschijnt er inmiddels gemiddeld één wetenschappelijke publicatie per dag over meditatie. Korteweg zocht voor haar boek ‘Een Beter Brein’ zelf uit wat de wetenschappelijke basis is om te gaan mediteren. Ze zegt: “Harde claims kun je niet snel maken in het onderzoek naar de effecten van mediteren omdat die effecten nogal lastig te onderzoeken zijn.” Bovendien zijn de mensen die onderzoek doen naar meditatie zelf vaak ook enthousiaste mediteerders, en is de kans op confirmation bias – het vinden van resultaten die bij jouw eigen mening aansluiten— dus erg groot. Toch zijn er goede aanwijzingen dat meditatie een positieve uitwerking heeft op de aandacht en concentratie en op emotieregulering. Bovendien kan meditatie in therapeutische setting helpen bij het verwerken van een depressie.

De mindfulness-coëfficiënt
‘Hoe mindful voel jij je?’ Wetenschappelijk heb je er weinig aan om dit aan iemand te vragen. Mindfulness moet meetbaar gemaakt worden. Henk Barendregt: “Een promovendus van mij heeft hier mogelijk iets op gevonden. Proefpersonen worden nu gevraagd om hun handen naast elkaar op tafel te leggen en hun aandacht te richten op een van de handen. De EEG (apparaat voor het meten van hersenactiviteit) registreert of de proefpersoon dit correct doet: bij aandacht voor de linkerhand is er veranderde alfa-activiteit in de rechterhersenhelft en andersom.” Proefpersonen kunnen dit dus meetbaar goed doen en hebben dan een hoge ‘concentratie-coëfficiënt’. Vervolgens wordt ze op onverwachte momenten gevraagd: ‘Gaf je nu echt aandacht aan de aangegeven hand of dacht je ergens anders aan? Als iemand genoeg reflectie heeft om te weten of hij zich al dan niet op zijn hand concentreerde dan heeft deze een hogere ‘mindfulness-coëfficiënt’”

Een andere manier om de effecten van meditatie te meten is de ‘attentional blink’, deze vermindert regelmatig en net op momenten dat er meer hersencapaciteit beschikbaar is.

Mediteerders verdelen hun energie beter?
Een manier om te kijken of meditatie ‘werkt’ is door middel van de zogeheten ‘attentional blink’. Proefpersonen krijgen twee impulsen snel achter elkaar te zien. De eerste zien de meesten wel, maar de tweede wordt vaak gemist. Ervaren mediteerders zien de tweede impuls vaak wel. Dit komt waarschijnlijk omdat het de mediteerder minder energie kost om de eerste impuls te zien. Er is dan nog wat energie over voor de tweede. Barendregt: “Topsporters zijn goed omdat ze hun energie goed kunnen verdelen. Een goede pianist kan moeilijke stukken spelen omdat hij geen spier teveel aanspant tijdens het spelen. Meditatie is leren om energie efficiënt te gebruiken.”