Of ik iets over de Syrische vluchtelingen wilde schrijven?
‘Natuurlijk!’ riep mijn hart riep meteen uit.
‘Maar euh wat dan?’ vroeg mijn snel leeg wordend hoofd. Want ik kon eigenlijk alleen maar de meest evidente dingen bedenken.
Zoals: ‘Ze lijden. En hoe!’
En: ‘Ze moeten geholpen worden. Meteen.’ Maar hoe dan? Tja. Ik weet niet of ik daar zulke zinnige dingen over te zeggen heb.
Het heeft misschien met mijn gevorderde leeftijd te maken, maar ik betrap me erop dat ik in die dingen een beetje old school ben: ik ga ervan uit dat mensen die zin hebben, verkozen zijn en betaald worden om zich met de grote maatschappelijke issues bezig te houden, dat ook echt zullen doen. De politici dus. Zij, onze leiders, zouden ons moeten warm maken om met z’n allen iets te doen voor de slachtoffers van deze verpletterende humanitaire ramp. Tegen wie daar kleingeestig egocentrisch over doet, heeft de politieke leider zich op te richten en duidelijk te maken wat de grote waarden van de Europese beschaving zijn. Dat vind ik. Maar wat zien we? Een beschamend schouwspel van politici die er als de kippen bij zijn om precies die egocentrische kleingeestigheid te belichamen. De cartoonist Lectrr vat de situatie netjes samen in een tekening waarin hij de Europese politici ‘uitvluchtelingen’ noemt.
Als Van Dale binnen enkele maanden weer het woord van het jaar zoekt, zal ik mij fan tonen van ‘uitvluchtelingencrisis’. Want dat is de periode in de moderne geschiedenis waarin we leven. Een periode waarin de behoeders van de beschaving voor zichzelf geen andere rol meer kunnen bedenken dan het dienen van onze allerlaagste driften.
Boeddhisme hoort niet achter een betaalmuur, vinden wij. Maar we hebben wel steun nodig van onze donateurs om onze artikelen te maken. Wil jij hieraan bijdragen? Overweeg dan om donateur te worden of eenmalig te doneren.
We leven in de stad Aarde. Er is geen 'ander' meer. Er is alleen nog maar 'wij'.
TweetDat zou de conclusie kunnen zijn als we nog altijd in stammen leefden. ‘De ander is niet een van ons, dus telt zijn leed niet.’ ‘Empathie voor de vluchtelingen is maar een dun beschavingslaagje; in essentie zijn we slechts op ons kleine wij-groepje gericht.’ Maar die excuses hebben we niet meer. Echt niet. Want voor wie het nog niet is opgevallen: de mensheid leeft al tienduizend jaar in een mega-experiment om onze oxytineuze neigingen te overstijgen. Tienduizend. Dat proces noemen we meestal ‘beschaving’. Het begon op plekken als Mesopotamië, waar mensen met honderdduizenden in steden gingen samenwonen. Vandaag is dat met tientallen miljoenen. Veel te veel om elkaar allemaal te kennen. En dus te groot om op oxytocine te draaien.
Een van de belangrijkste experimentele methodes om die klus te klaren heet ‘politiek’. (Religie is een ander, maar daar wil ik het nu niet over hebben.) Politiek is de kunst om onze zorg voor elkaar veel breder te trekken dan enkel op basis van één hormoon. Omdat dat nodig is. Vandaag nog meer dan tevoren. We leven in de stad Aarde. Er is geen ‘ander’ meer. Er is alleen nog maar ‘wij’. Voor onszelf zorgen = voor de anderen zorgen. Dat is geen bovenmenselijk altruïsme. Dat is simpele, praktische wijsheid. Zoals ik al eens schreef in een andere column: hiervoor hoef je niet verlicht te zijn. Over een beetje fatsoen beschikken en dat krediet geven is al meer dan genoeg.
Dat fatsoen horen we te weinig vanuit de leiders van het politieke experiment. Ze klinken, ondanks hun nette maatpak of mantelpakje, te vaak als vermolmde clan-hoofden: ‘Oei, er komt iets vreemds op ons territorium gekropen, weg ermee!’ Het klinkt alleen iets sjieker: ‘We zitten vandaag helaas in een moeilijke besparingsoefening, dus ik vrees dat uw kinderen hier niet terecht kunnen, er zijn misschien nog plaatsen vrij een in vluchtelingenkamp in een ander land, hoogachtend.’
Mijn old school idee – beroepspolitici hebben een taak, namelijk: de beschaving in betere banen leiden – begint barsten te vertonen. Enerzijds door het oxyto-cynische gehalte van de beroepspolitiek. Maar nog meer omdat het beschavingsfatsoen vandaag eerder buiten de politiek belichaamd wordt. Er is een toenemende druk van anonieme, gewone mensen die wel iets willen doen om de ellende te verhelpen. Zelfs al weten ze dat hun middelen daarvoor te beperkt zijn. Zelfs al worden ze door hun politici uitgemaakt voor ‘extreem-linkse broeihaard’ of slechte burgers. (Zo klinkt het in Vlaanderen). Zelfs al gaan ze daarvoor tegen de wet in. Maakt niet uit. Ze doen het. Omdat het gewoonweg the decent thing to do is.
Is dit new school politiek? Zien we hier een nieuw soort van burger ontstaan? Een burger die zich geen ene reet aantrekt van de stokoude mensbeelden die traditioneel rechts en traditioneel links verlammen? Een burger die de waardige erfgenaam is van tienduizend jaar politiek en vijfduizend jaar filosofisch en religieus mededogen? Misschien. Hopelijk. Maar laten we niet op de toekomst wachten om dat uit te maken. De manier waarop wij, elk van ons, hierop reageren, zal er toe doen.
Als politici, filosofen en religieuzen vandaag nog enige rol wensen te spelen in de wereld, behalve als zombie-fenomenen (u weet wel: dingen die allang dood zijn, maar dat niet willen toegeven en daardoor alleen maar ellende aanrichten), zullen ze hun oor te luister moeten leggen bij dit nieuwe verschijnsel: de verzetsbeweging van het fatsoen.
Decency = the new punk.