Doneer
ducks

Wake Up: niet lief genoeg

Onze faalboeddhist Mari probeerde vele tradities uit, met weinig succes. In Plum Village bijvoorbeeld waande ze zich een olifant in een porseleinkast, met een enorm schuldgevoel.

Soms kom je op een plek waar alles zo ontzettend mooi is, en iedereen zo lief, dat je je bijna afvraagt of het wel echt kan bestaan. Maar bestaan doet het, want je bent er. Alles klopt er. Alles. Het enige dat er niet hoort…. ben jij. Nou ja, laat ik voor mezelf spreken: was ík.

Een lange, rustige en ook nogal dure treinreis bracht mijn zus en mij naar Zuid-Frankrijk. We hadden genoeg tijd om nerveus te zijn, en dat waren we ook. Rollende landschappen, de zon die door de hemel schoof, de Franse bordjes die op verlaten stations niemand de weg wezen… Niets zou de argeloze reiziger kunnen doen vermoeden dat deze trip voor ons zou eindigen met een busje, bestuurd door een jonge monnik in bruine pij, die ons naar een van de meest on-Franse plekken in Frankrijk zou brengen die ik ooit heb gezien.

(Hier kan je uit opmaken dat ik nooit in Disneyland Parijs ben geweest, en dat is correct en niet zielig voor mij want volledig uit vrije keus. Ik prefereer een Vietnamese oase boven een life size Micky Mousepak met een slecht betaald persoon erin.)

De Vietnamese oase in kwestie: Village au Pruniers. We gingen naar het hart van de mindfulnessgolf die over het Westen uitrolde, het centrum van zachtmoedige zenbeoefening, de woonplaats van Thich Nhat Hanh: Plum Village. Op jongerenretraite, voor een week.

Sorry, bloem
Plum Village is, bij gebrek aan een betere omschrijving, een alternatieve realiteit, een Aziatische Alice Through the Looking Glass. Het heeft bijvoorbeeld, geen grap, een goed gevulde lotusvijver. Het is een plek waar mensen vet langzaam lopen. Waar woorden als ‘zaadjes’ of ‘bel’ niet zomaar zaadjes of bel betekenen. Waar gongs hangen, waar op geslagen wordt, waarna er een TiTa Tovenaar alles-staat-stil-moment volgt. Ook als de telefoon gaat trouwens (waardoor er vaak al wordt opgehangen voor er opgenomen wordt). Een plek waar heel veel gezongen wordt. Een plek bovendien waar – je verwacht het niet – NIET gemediteerd wordt. Tenminste, niet op de formele manier. Want álles wat je doet is meditatie.

Daar kwam ik mezelf nogal tegen. En niet à la dat je ‘jezelf nogal tegenkomt’ en daar dan heel spiritueel van groeit. Meer op de lelijke huis-tuin-en-keukenmanier, die ook nogal absurd is. In de eerste lezing in de meditatiehal illustreerde de spreekster dat heel treffend, zonder dat ze het door had. Ze was zo geráákt door alle jonge mensen die gearriveerd waren. Ze gaf een voorbeeld, dat ik parafraseer zoals ik het me herinner: “Ik zag de drukte voor het kantoortje waar jullie je inschreven. Temidden daarvan was er één iemand die stilstond, zich voorover boog, en aan een bloem rook. Dát is mindfulness! Dat je midden in die drukte ziet dat die bloem er is, en ‘m waardeert.”

Ik zat in de zaal en dacht, verbaasd: die persoon die aan die bloem rook, dat was ik! Maar ik was op dat moment helemaal niet zo mindful als zij dacht. Ik wist me gewoon geen houding te geven al wachtend in de deuropening. Die bloem was mijn redding uit de anxiety.

Ik voelde me schuldig ten opzichte van de non met de microfoon, de beoefenaars in de zaal, alle mensen er voor me kookten en werkten, en ook de bloem, die ik lang niet zo veel gewaardeerd had als had gemoeten.

Torenhoge mentale muren
Dat ongemakkelijke gevoel bleef.

Zo vond ik het moeilijk te merken dat ik een mentale muur optrok toen een vriend, die daar helemaal zijn plek gevonden had, ons casual aanspoorde om bij de afsluitceremonie gewoon de precepts aan te nemen. Head first erin, had hij ook gedaan en hij had zich nog nooit zo goed gevoeld. Ik wilde blij voor ‘m zijn! Ik wilde ook niet aan het begin van de retraite al geconfronteerd worden met het feit dat ik hier niet head first in ging willen. Muur.

De aandacht waarmee we HEEL LANGZAAM aten vond ik ook supermoeilijk. Want thuis at ik veel vaker. Hier had ik de hele dag honger en weinig zin om dat ‘hebzucht’ te noemen. Dus aanvankelijk at ik alleen maar langzaam omdat iedereen om me heen dat deed. ‘Eet ik langzaam genoeg? Vindt niemand me inhalig?’ Dat was niet de bedoeling, natuurlijk.

Schuldgevoel over mijn irritatie vergezelde mijn nepmindfulness. Leve mueslirepen.

Ook verwarrend: dat men er aan ‘deep listening‘ doet. Dat betekent dus dat mensen je niet onderbreken en er stiltes vallen die… niet oncomfortabel bedoeld zijn. Heel leerzaam allemaal. Vooral omdat ik merkte dat ik best mindful kon spreken, maar niet als iemand deep listent. Omdat ik dan maar bleef praten, vertwijfeld kannibaliserend op de luisteraandacht van de ander. Dat was ook niet de bedoeling.

Nog iets waar ik van oudsher moeite mee heb: zingen. En dat deden we nogal. Liedjes zo zoet, dat het glazuur van je tanden sprong. Schoorvoetend mompelde ik wat woorden mee, in de zangcirkeltjes waar ik onherroepelijk in terecht bleef komen. Beter dan dat werd het niet.

Het allermoeilijkste vond ik sharing, ervaringen delen in een groepje. Keihard probeerde ik m’n weerstand tegen het groepstherapiegevoel weg te bikken. Ik wilde er voor mijn geweldige mede-beoefenaars zijn. Maar op één avond was het op. Mensen in mijn groepje deelden en deelden en ik kroop steeds meer in mijn schulp. Eigenlijk had ik weg moeten lopen, want dat mócht en het was eerlijk geweest. Maar dat deed ik niet, want dat durfde ik niet. En daarmee, vond ik, had ik het vertrouwen dat deze plek in mij stelde, enorm beschaamd.

Dealen met je dingen
De dagen erna dealde ik in stilte met de dingen in mijn hoofd.

Ik zat daar, in de avondschemering, op een schommel aan een boom. Ik dacht aan de ongekend ontspannende ligmeditaties, aan de sublieme theeceremonie, aan de levensverhalen van westerse jongeren die hier als monnik hun roeping hadden gevonden. Een non zong in ijl Vietnamees het avondgebed bij de gong. Het was hartverscheurend mooi. En ik wilde naar huis.

Ik wilde agressieve muziek luisteren, gewelddadige comics lezen, mensen in de rede vallen, vloeken, door rood fietsen, verzuipen in de lelijke plekken van het internet, het onredelijk met iemand oneens zijn, haasten, en flink veel en onverantwoord eten, want, argh, h.o.n.g.e.r. Magnum met nootjes ofzo. Of een kaassoufflé. PATAT OORLOG rraaahgghg! (Met uitjes)

Ik vreesde dat hoe hard ik ook m’n best zou doen, deze beoefening (die absoluut ergens op sloeg, vond ik zeker) toch altijd zou voelen alsof het niet bij me paste. Alsof ik een olifant in de porseleinkast was. Alsof ik met ruwe eelthanden vol klei witte satijnen lingerie moest hanteren. Doe mij maar 20 minuten op een kussen in de ochtend en me daarna haasten voor de bus. Adrenalinekick. Zo’n faalbeoefenaar ben ik dus.

Nee: je moest mij daar niet willen hebben, maar ik was er wel. En dat vond ik het moeilijkste. Niemand had me erop voorbereid dat wanneer álles mindfulness is, dit in je hoofd tegenkomen er dus ook bij hoorde. Ik dacht dat het gewoon over afwassen en lopen ging, maar nee. Dát had deze plek paradoxaal genoeg wel voor elkaar gekregen: ik was uiteindelijk bruut eerlijk geworden over mezelf, tegen mezelf.

Headerafbeelding origineel: hamabear.deviantart.com