Doneer
ego_header

Hier ben ikke!

Floor bekeek de docu If mama ain't happy, nobody's happy en dacht na over het begrip 'egodocument'. Vreselijk narcistisch of eerlijk en openhartig? En wat vindt het boeddhisme?

De prijswinnende afstudeerfilm If Mama Ain’t Happy, Nobody’s Happy van de jonge filmmaker Mea de Jong zou een ‘egodocument’ genoemd kunnen worden. In If Mama Ain’t Happy gaat De Jong in gesprek met haar moeder over hoe vier generaties vrouwen in hun familie kinderen hebben grootgebracht zonder een man aan hun zijde.

Eigenlijk wilde Mea een film maken over feminisme anno nu, maar door haar moeder stuit ze op het verhaal van de sterke vrouwen die haar voorgingen en vraagt ze zich af of haar mogelijk lot als alleenstaande moeder hiermee bezegeld is. Hoewel ze het in eerste instantie een ‘kutidee’ vindt, wordt dat het thema. De relatie met haar moeder en het besef dat ze het moeilijk vindt haar los te laten, wordt zichtbaar in de communicatie tussen beide.

Toch wil Mea de Jong niet dat haar film een egodocument is. Om te voorkomen dat het ijdel en narcistisch wordt, brengt ze daarom het filmproces en haar rol als regisseur in beeld.

Lekker navelstaren
Zijn egodocumenten ijdel en narcistisch doordat de maker zich schaamteloos in het middelpunt van de belangstelling zet? Of juist oprecht in de zelfonthulling en verbindend omdat anderen zich erin kunnen herkennen? In een tijd waarin iedereen regelmatig een egodocument(je) het wereldwijde web op slingert is dat een interessante vraag.

Als iemand in een artikel of film zijn diepste zielenroerselen prijsgeeft, kan dat intrigeren maar ook weerzin opwekken. De eerste zin kan je al doen terugdeinzen: het gaat weer over ‘ikke, ikke, ikke’. Zo ervaar ik dat ook als ik schrijf. Soms word ik onpasselijk bij het beschrijven van mijn eigen gedachten en emoties: kan het een keer niet over mezelf gaan alsjeblieft?

Maar op moeilijke momenten heb ik veel aan de levensverhalen van anderen: anderen die mij zijn voorgegaan in soortgelijke worstelingen, die begrijpen wat ik voel en die hebben ervaren dat je weer uit het dal kunt klimmen. Een algemeen of feitelijk verhaal helpt dan niet. Ik wil een verhaal horen van iemand die hetzelfde heeft meegemaakt. En dat mag ook in de vorm van niet-autobiografische kunst, als dat al bestaat. Want wat is waar en echt en wat niet? Dat is even goed de vraag in egodocumenten als in fictie.

De manipulatieve Facebookgeneratie
Op de Schrijversvakschool kregen wij, jongere studenten, weleens het verwijt dat wij alles schreven vanuit de details van ons privéleven, in plaats van échte fictie of intelligente beschouwingen te schrijven. Literaire teksten zijn altijd een mengeling van de persoonlijke ervaringen, visies, kennis en verbeelding van de schrijver. Het verschil is misschien dat  jongeren minder last hebben van gêne als het over hun persoonlijke leven gaat, zeker als zij het met een knipoog brengen. Want door social media hebben zij daar ruime ervaring mee. En alles wat je vaker doet, wordt minder eng of zelfs een gewoonte.

Theaterjournalist Simon van den Berg constateert dat egodocumenten al tijden bestaan. Het kenmerkende van de Facebookgeneratie is dat zij zich hyperbewust is van de manipulatieve kracht van het theater en dat die doelmatig wordt ingezet voor het verhaal. “De Facebookgeneratie lijkt uit te gaan van een flexibele identiteit die voor je neus wordt geconstrueerd.”

Op social media kun je de schepper spelen van je eigen identiteit. Je bepaalt welke eigenschappen en interesses je benadrukt. Ik wil niet te boek staan als ‘die serieuze boeddhist’ en daarom zal ik nooit drie boeddhismegerelateerde posts achter elkaar plaatsen. Als ik de ene dag diepfilosofisch ben, zal ik de andere dag een vrolijk huis-tuin-en-keukenbeeld van mezelf neerzetten. Om vervolgens weer uit beeld te verdwijnen, want dit is wel erg veel zelfmarketing in één week.

Wat zegt het boeddhisme ervan?
Soms lijkt het ego een vies woord te zijn in boeddhistische kringen. Door me dienstbaar op te stellen en anderen te ‘pleasen’ heb ik een tijd lang gedacht mijn ego te minimaliseren. Niets bleek minder waar. Mijn werkelijke motivatie was het schouderklopje of de opmerking: “Zij is toch zo’n lieve/aardige/vriendelijke/empathische/grappige/geweldige meid”. Dat is ego-bóósting. En dat doe ik nog steeds, maar steeds vaker zie ik het gebeuren als de dienstmeid in mij in actie komt en kan ik het op sommige momenten stoppen en me afvragen waar ik mee bezig ben en of het oprecht is of hartstikke nep.

Uitgaan van een geconstrueerde en zich voortdurend veranderende identiteit zoals de Facebookgeneratie doet, klinkt heel boeddhistisch. Alles verandert altijd, ook je identiteit. Maar het actief construeren van je identiteit lijkt ook verdacht veel op het vasthouden aan die flexibele identiteit. Wat als je alleen nog maar ‘hyperspiritueel’ kan zijn of ‘leeghoofdig kassameisje’? PANIEK!!!

Ik denk dat de makers van egodocumenten vooral moeten uitkijken voor de fratsen van hun hyperintelligente ego, dat denkt dat ie de indruk kan wekken heel authentiek en empathisch en helemáál niet narcistisch te zijn. Want ons Facebookgeneratie-genoten, als experts in manipulatie van de werkelijkheid, houd je niet voor de gek.

 

Over If Mama Ain’t Happy, Nobody’s Happy wordt geschreven: “Door expliciet te spelen met regisseursaanwijzingen vormt de documentaire een intrigerende mix van feit en fictie waar de werkelijkheid moeiteloos doorheen prikt.” Zelf zegt De Jong: “Je hebt veel macht als regisseur en je kunt alles manipuleren. Het meest integer was om mijn positie als filmmaker in de film te betrekken en voelbaar maken dat het een constructie is.”

Steeds is haar moeder in beeld en hoor je Mea als regisseur en dochter van achter de camera praten. Dan doet ze een persoonlijke bekentenis en zegt haar moeder: misschien moet jij nu hier gaan zitten. Dat is een cruciaal moment in de film: nu wordt de filmmaker kwetsbaar. En laat kwetsbaarheid nou precies zijn wat de vier generaties vrouwen vóór haar probeerden te bestrijden.

Header: Duncan Rawlinson