Doneer
henk-van-straten_header-1

Henk van Straten: hongerig, ambitieus en overenthousiast

Loes sprak schrijver Henk van Straten over zijn kijk op het boeddhisme, het schrijverschap en de vierde paramita: ijver. "Boeddhisme en het schrijverschap vloeien langzaam in elkaar over."

Eeuwen geleden bedachten de Mahayana-boeddhisten zes paramita’s: perfecties of deugden. Door jezelf daarin te bekwamen werd je een beter mens, met doorgroeimogelijkheden naar verlichting. Passen die perfecties nog in deze tijd? Vandaag spreken we schrijver Henk van Straten over de vierde perfectie: ijver.

Hij is pas 34 maar werkt al aan zijn achtste boek, heeft drie korte films geproduceerd en schrijft voor Vrij Nederland, Volkskrant Magazine en Happinez. Hij had tien jaar lang een hardcore punkband en richtte cultureel magazine De Optimist op. Een druk baasje dus, en een spraakwaterval, die zich in de vierde paramita vast zal herkennen.

Wanneer kwam je met het boeddhisme in aanraking?
Best vroeg. Het eerste zaadje werd geplant toen ik een jaar of 20 was. Toen las ik het boekje Tegen de stroom in, dat raakte voor mij aan fundamentele dingen. Ik heb toen ook een tattoo van het woord samsara laten zetten. Daarna heb ik het een hele tijd laten varen, heb ik me op mijn band gericht, op zuipen, op suffering.

Zo’n drie jaar geleden las ik het boek Hardcore Zen. Punk Rock, Monster Movies and the Truth About Reality van Brad Warner, een punkrock-bassist. Die had natuurlijk megaveel credibility voor mij, het was precies wat ik nodig had. Ik kon me met hem identificeren, hij noemt zichzelf ook liever niet boeddhistisch. Niet te dogmatisch.

De basisprincipes kwamen toen gigahard binnen. Daarna was ik best lang van slag. Alles was anders. Het was beangstigend. Ik ging al die dingen zien van mezelf die je anders liever wegstopt. Bijvoorbeeld hoe ik mijn lichaamshouding aanpas als ik iemand tegenkom: ‘ben ik groter, is hij stommer, lelijker, sta ik hoger of lager?’ En dat al bij elke ontmoeting op de fiets, nog niet eens bij echte ontmoetingen. Zoveel drukte en ruis, alsof ik een sluis had opengetrokken.

Later ging ik dat weer missen, zo van: geef me fucking verlichting! Toen ben ik ook gaan mediteren.

En waarom zen?
Zen spreekt me aan: er komt weinig verering bij kijken en je kaders worden steeds onderuit geschoffeld. Er is non-stop die paradox: ‘Fool! Je weet niks.’ Ik vind de ultieme bescheidenheid van iemand als Suzuki heel vet.

Suzuki zegt: “Not always so!”, dat stemmetje hoor ik altijd in mijn hoofd. Zen is natuurlijk niks, het is maar een woord. Het boeddhisme is ook niks. “Ik ben boeddhist”, ik kan dat niet uitstaan, je impliceert daarmee dat je anders bent dan anderen. Dat staat het hele idee van het boeddhisme in de weg. Kill the Buddha!

Dus boeddhisme zonder dogma’s?
Nee: géén boeddhisme! Nog zoiets: ik lees nu het boekje Meditations van Marcus Aurelius, de Romeinse keizer. Die schreef notities aan zichzelf, dingen die hij niet wilde vergeten: verval niet in woede, weet dat het leven vergankelijk is. Sommige dingen zijn één op één dharma-shit, maar hij was geen boeddhist!

Ik denk dat alle grote denkers, de Boeddha, Marcus Aurelius, de soefi’s, hetzelfde inzicht hadden. Ik vind het superarrogant om dat ‘boeddhisme’ te noemen. Dat zei de Boeddha zelf ook: elk mens kan er zelf achter komen.

We hebben het vandaag over de vierde paramita: ijver. Volgens mij heb jij het behoorlijk druk. Waar ben je op dit moment allemaal mee bezig?
Ik heb een paar vaste dingen: mijn wekelijkse column voor Volkskrant Magazine en mijn maandelijkse column voor Happinez. Ik ben ook bezig een clubblad op te zetten voor het skatepark hier in Eindhoven, ik schrijf poëtische oneliners voor een kledingmerk en ik doceer literaire non-fictie aan ArtEz in Arnhem.

En ik werk aan mijn roman, die moet eigenlijk bovenaan, dat doe ik het liefst van alles. Dat is de bron, alle andere werkzaamheden komen voort uit het schrijven van fictie. Ik ben de hele tijd bezig me een weg door alle verplichtingen te zwemmen, ik borstcrawl naar die roman toe en dan spenderen we heerlijke tijd samen.

Beschouw je jezelf als een ijverig mens?
Ja. Of eigenlijk: een hongerig mens, ambitieus en overenthousiast. Hoewel dat laatste wel iets minder is geworden, omdat dat best een nadeel bleek. Ik ben overal te gehaast ingestapt en dat kwam niet per se de kwaliteit ten goede. Sommige schrijvers rijpen een hele tijd buiten beeld en komen dan met een boek dat meteen goed is, het is netjes, afgebakend. Als ik achterom kijk zie ik een soort ravage, alsof er iemand hard door een huis is gerauscht.

Maar het is ook mijn redding geweest, door al dat proberen ben ik wel waar ik nu ben. Dat mijn eerste boek gepubliceerd werd gaf me zelfvertrouwen. Maar het was niet zo goed. Mijn laatste twee romans verschenen ook te snel. Mijn uitgever zegt dan: we zetten hem vast in de najaarsbrochure, en dan denk ik yes! Maar achteraf gezien hadden we er beter een half jaar extra redactie op gepleegd.

Heb je daarom je laatste boek vlak voor uitgave teruggetrokken?
Ja, dat stond ook alweer in de brochure. Maar mijn uitgever vond het niet goed genoeg. Ze zeiden: je bent nu op een punt dat je met iets echt goeds moeten komen.

Ik hoorde dat trouwens vlak na een sesshin. Al je zenuwen liggen dan open, dus dat was heftig. De reactie op zo’n manuscript leidt voor mij tot euforie óf tot instorten. Dat is natuurlijk ook dukkha. Ik kan mediteren wat ik wil, ik ga daar toch aan ten onder. Ik heb me toen wekenlang voorgenomen om iets anders te gaan doen met mijn leven, iets waar niet zoveel vanaf hangt, begeleiding van Down-patiënten bijvoorbeeld. Dat heeft ook wel iets boeddhistisch: mensen helpen zonder daar meteen een schouderklopje voor te verwachten.

Een boek schrijven draait juist wel om schouderklopjes, want daar komen recensies over. En als die negatief zijn, zie ik dat toch als falen, als commentaar op mezelf. Dat is moeilijk te accepteren. Na een hele negatieve recensie ben ik twee dagen misselijk. Maar blijkbaar is de schrijfdrift zo groot, dat ik het toch accepteer.

Kom je uit een ondernemend nest?
Nee, helemaal niet. Als ik niet was gaan schrijven was ik ook niet zo geweest. In alle andere dingen ben ik lui, laks, ongeduldig. Eerst werkte ik in de horeca, toen dacht ik vaak ‘ik kan die bar ook niet poetsen’, ‘die glazen zijn zo wel goed genoeg gepoleerd’. Voor schrijven hoef ik niet veel moeite te doen, dat is ook mazzel hebben.

IJver vooronderstelt volgens mij een zekere mate van zelfvertrouwen. Dat je weet: dit moet ik doen en dat is goed. Zie jij dat ook zo?
Nee. Het zijn altijd gelijke delen: honger en mezelf willen bewijzen, zo goed mogelijk willen zijn, en tegelijkertijd een diepe onzekerheid of het goed genoeg is.

Bij elk artikel weet ik niet of ik het kan. Maar dan begin ik en dan gaat het vanzelf. Maar als ik het teruglees, kan ik echt walgen van mijn eigen werk. Perfectie is er alleen op het moment dat je het schrijft. De volgende dag kun je het alweer anders zien.

Schrijven is vaak net als het boeddhisme: het non-stop willen doorgronden van de realiteit, de mens, de wereld. Ik doe dat ook, de werkelijkheid uitpluizen, in kaart brengen, ontleden. Boeddhisme en het schrijverschap vloeien langzaam in elkaar over.

Helpt je beoefening jou bij het schrijven?
Als ik een geniaal inzicht heb is mijn eerste reactie: opschrijven. Dat is vervelend, je kapt het moment meteen af: ‘hoe kan ik dit verwoorden op papier?’. Ook niet zo boeddhistisch: je wilt het meteen gebruiken. En zodra je het in woorden vat, heb je het alweer doodgemaakt. Dat doet me denken aan bompu-zen, het laagste niveau in een systeem van vijf niveaus: zazen inzetten voor je eigenbelang, beter slapen bijvoorbeeld, betere concentratie. Ik zit op dat niveau.

Door meditatie ben ik iets meer op mijn gemak met mezelf. Misschien komt dat mijn schrijven wel ten goede. En door meditatie heb ik beter zicht op hoe ik denk. Dat helpt om psychologische verdieping in mijn personages aan te brengen.

Maar eigenlijk staat het schrijven volkomen los van al het andere. Dat is een apart vaatje, onbezoedeld. Het schrijven blijft onaangeraakt. Zelfverzekerdheid of juist onzekerheid staan daar los van, die komen er hooguit na afloop bij kijken.

Schrijven is een flow. Als je aan een zin begint, weet je niet hoe die gaat eindigen. Een bizar ambacht eigenlijk, als timmerman kun je dat helemaal niet zo doen, dan komt het huis nooit af. Fascinerend.

Fantastisch dat je zelfs bij zo’n klein stukje niet weet wat er komen gaat. Bij elke zin zeg je: ik zie wel. Dat vergt vertrouwen ofzo, nee, dat kun je niet eens zo noemen. Het is een complete verrassing voor jezelf, schrijven. Het gaat buiten jou om, het voelt als ingegeven. Een vervreemdende situatie.

Ik kan boeken van anderen lezen en denken: dat is zo goed gedaan, dat raakt aan de essentie van het leven. Dat vind ik het mooiste aan literatuur. Dat je het herkent zonder dat je wist dat het bestond. Het is tegelijkertijd herkenning en openbaring. En als dat dan ook nog samenkomt met stijl, ritme, dat is zo gaaf. Dat wil ik dan zelf ook doen.

Meer dan ijver is schrijven voor mij een innerlijke noodzaak.

 

De zes paramita’s of perfecties zijn deugden die een bodhisattva in de loop van zijn spirituele pad ontwikkelt. De paramita’s zoals onderscheiden binnen het Mahayana-boeddhisme zijn:

1 Dana – vrijgevigheid
2 Shila – discipline of zedigheid
3 Kshanti – geduld
4 Virya – ijver of toewijding
5 Dhyana – concentratie of meditatie
6 Prajna – inzicht of wijsheid

In latere versies van de boeddhistische canon werden er nog vier deugden toegevoegd:

7. Upaya – bekwaamheid, methode
8. Pranidhana – belofte, doorzettingsvermogen
9. Bala – spirituele kracht
10. Jnana – niet-conceptuele wijsheid.

Klik hier voor een overzicht van de paramita’s volgens het Theravada-boeddhisme.